De zon schijnt elke dag. Maar dat wil niet zeggen dat we ze ook elke dag zién schijnen. Soms schijnt ze enkel achter de wolken.
Wie stelt zich bij het zien van alle leed en verdriet in deze wereld nooit vragen over de zin van het leven?
Wie dat niet doet voelt misschien minder de alomvattende liefde waarrond mens zijn draait. Niet dat deze mensen geen liefde voelen maar misschien is die liefde voelen voor hen minder een noodzaak om gelukkig te zijn.
Ik heb vaak intense gesprekken met mensen. Op één of andere manier lijkt het of ze bij mij het vertrouwen vinden om hun diepere gedachten met mij te delen. Wat mij het laatste jaar enorm is opgevallen is dat heel veel mensen onder ons vaak donkere gedachten hebben maar daar zelden over praten. Ze hebben het gevoel dat ze ergens mislukken als ze toegeven dat ze niet gelukkig zijn over het leven. Ze zijn nochtans niet alleen…
Waarom voelen we toch steeds die druk om gelukkig te ‘moeten’ zijn?
We moeten open over onze gevoelens kunnen en durven praten zonder angst om veroordeeld of gelabeld te worden als we niet gelukkig zijn.
En vooral… mensen moeten leren begrijpend in plaats van corrigerend te reageren.
Sommigen bekijken het leven heel pragmatisch en voelen zich vooral gelukkig als ze problemen op een praktische manier kunnen oplossen. Ze zouden een arm of been geven voor de mensen om wie ze geven maar begrijpen vaak niet dat leed soms een diepe indruk nalaat met sporen van vertwijfeling en verdriet.
Als een probleem voor hen is opgelost moet je het loslaten, dan is het voorbij.
Helaas denken ze dat dit ook voor een ander geldt. Ze leven in de overtuiging dat ze elk probleem kunnen ‘repareren’ of oplossen. Emoties kan je echter niet zomaar repareren. Emoties moet je vooral begrijpen en tijd geven om te verwerken en een plaats te geven. De machteloosheid hier tegenover maakt deze mensen vaak radeloos en gefrustreerd want ze zijn het niet gewoon om iets niet te kunnen herstellen. Deze frustratie is dan vaak gericht op degene die wat meer blijft hangen in het verdriet.
Dit wil niet zeggen dat ze harteloos zijn, helemaal niet. Wat ze missen is het inlevingsvermogen om het verdriet van hun medemens mee te dragen. Het zijn vaak zogenaamde binnenvetters die met hun eigen emoties geen weg weten. Ze verbergen alles en stapelen dit op. Hierdoor zien ze er vaak heel nors en gespannen uit. Hun lichaam lijkt wel een blok beton. Omdat ze hun verdriet en frustratie altijd opkroppen en er niet over praten uiten ze dit dikwijls door bij de minste discussie in woede uit te barsten.
Ze begrijpen niet dat hun agressieve houding onrust en een onveilig gevoel geeft aan hun omgeving waardoor die dan meer afstand nemen. Dit zorgt er dan weer voor dat zij zichzelf als slachtoffer zien. Ze hebben het gevoel dat ze niet genoeg liefde krijgen maar ze begrijpen niet dat mensen door hun starre houding steeds minder geneigd zijn om toenadering te zoeken omdat de liefde die je zelf niet krijgt op een bepaald moment ook zelf niet meer kunt geven.
Eigenlijk willen ze ook getroost worden, net zoals een ander. Ze zijn gewoon niet eerlijk tegenover zichzelf en worden verblind door het zonlicht van een dwangmatige schone schijn. Ze willen niet toegeven aan de troosteloze gedachte van het leven. Voor hen is dit een teken van ondankbaarheid terwijl dit eigenlijk een zeer menselijke gedachte is.
Dat ís misschien de enige troost waarin we als mensen gelijkheid vinden want het leven zelf is niet fair en eerder een toeval van het lot. Misschien verwachten we gewoon te veel van het leven en zou het beter zijn om al van zeer jonge leeftijd bewust gemaakt te worden van het relatieve belang van zijn. Het relatieve van onze waardigheid als mens begint bij het besef van onze nietigheid.
Als je beseft wat ons lichaam elke dag moet doorstaan en als je beseft wat er allemaal kan misgaan dan is het een wonder dat je niet elke dag ziek wordt of doodgaat. Met een knip kan het straks gedaan zijn en stopt het allemaal. Wég dromen, wég leven. Vandaar mijn citaat:
We zijn slechts een zuchtje voor de dood… om betekenis te geven aan dat zuchtje moeten we vooral lief zijn voor elkaar
We worden tegenstrijdig geconditioneerd met wat het leven maar is.
Het grootste deel van ons leven wordt ingericht naar zelfbehoud. Behoud dat vooral in teken staat van hechten, bouwen, verzamelen, zekerheid inbouwen, garanties zoeken in vaste relaties, sociaal en professioneel terwijl het leven zelf weinig of geen garanties geeft.
Uiteraard moeten we er het beste van maken en zijn we best spaarzaam op onze gezondheid mocht het leven ons toch gunstig gezind zijn. Maar zijn we niet te veel bezig met ‘wat als’? Zouden we niet beter leven met de troostende gedachte dat het allemaal niet zo veel uitmaakt?
Doen we niet te veel moeite om het later goed te hebben?
Hoeveel gelukkiger zal je zijn als de tijd zijn werk heeft gedaan en je lichaam je in de steek begint te laten? Zal alles wat je opspaarde, alle moeite en energie voor later geen grotere teleurstelling zijn dan wanneer je gewoon geleefd hebt zoals je wou… met minder verwachtingen, minder doelen? Als je leeft in functie van grotere doelen, ben je dan niet onbewust méér bezig met het einde?
Je wil zo veel mogelijk in de tíjd stoppen of eruithalen, bang om iets te missen of angst dat het leven jou tekort zal doen.
Wat als we onze kinderen meer zouden opvoeden met de gedachte dat het leven geen eindeloos geschenk van mogelijkheden maar ook van beperkingen is?
Nu voeden we onze kinderen op met de idee dat de mogelijkheden onbeperkt zijn en dat we allen tot grootse dingen in staat zijn, records moeten breken, onbereikbare plaatsen kunnen bereiken, al onze dromen kunnen verwezenlijken… De druk om ‘iemand te worden’ is al vroeg aanwezig.
Zeg dat tegen het buurmeisje dat aan haar rolstoel gekluisterd zit met een ongeneeslijke ziekte. Zij maakt er op haar manier ook het beste van. Terwijl haar ouders zo trots zijn op de wilskracht van hun dochter houdt zij misschien de schijn hoog dat ze niet verdrietig of teleurgesteld is in het leven. Kinderen zijn vaak zo wijs dat ze hun ouders verdriet willen besparen en hen in bescherming nemen.
Zou het niet beter zijn om kinderen – op een aangepaste manier – ergens al het inzicht te geven hoe onfair het leven kan zijn? Daardoor zullen ze hun vrienden misschien gelijkwaardiger, respectvoller behandelen vanuit het besef van die nietigheid.
Wat als we onze kinderen – die we ongewild en ongevraagd in conflict gebracht hebben met het lijden en de dood – een eerlijke kijk geven op wat we betekenen? Wat als we niet wegstoppen waarvoor we als ouders verantwoordelijk zijn? Er zit misschien meer troost en meer leven in het besef dat we niet teveel dromen moeten najagen… dat we niet te perfect moeten zijn, niet te ernstig in het leven moeten staan. Dit in tegenstelling tot ons krampachtig vast te houden aan de gedachte dat het allemaal wel goed zal komen als we maar genoeg ons best doen.
Begrijp mij niet verkeerd, het is belangrijk om ons best te doen en liefdevolle mensen te worden ook al verandert dat misschien niks aan hoe ons leven verloopt. Het maakt wel uit voor de tijd die we hier krijgen om ons zo goed mogelijk te kunnen voelen. Dat kan alleen in een liefdevolle omgeving want daar is begrip en mededogen altijd meer aanwezig.
Ook dat is iets wat je best zo jong mogelijk leert. Niet elk verdriet kan je verbergen achter de zon of een lach. Dat hoeft ook niet. Soms vind je meer troost in het troosteloze omdat je daar meer begrip en erkenning vindt voor jouw verdriet.
Ieder mens zoekt op zijn manier betekenis in het leven. Sommigen vinden het in geloof, anderen in het ongeloof. Allemaal hopen dat ze de uitzondering zijn en de vergankelijkheid kunnen ontlopen door hun macht en rijkdom. Iedereen vraagt zich hetzelfde af: het kan toch niet dat dit het is…? Er moet meer zijn na de dood, al dat lijden moet toch een grotere betekenis hebben… het kan toch niet zijn dat dit allemaal voor niets is?
Naarmate de tijd zijn werk doet wordt het bewustzijn steeds groter dat we slechts een speling van het lot zijn, een natuurlijk toeval, in het beste geval ontstaan en vorm gekregen uit liefde. Vlees, bloed, botten en als kers op de taart een stel hersens. “Ik denk, dus ik ben”. Oké maar wát zijn we dan? Eigenlijk niet veel meer dan een klein insect dat zó onder de voet gelopen kan worden. Ook al denken we een groot deel van ons leven dat we méér zijn, naarmate we ouder worden beseffen we dat we misschien zelfs kwetsbaarder zijn dan de meeste andere levensvormen.
Net dát denken en bewustzijn van de tijd, datgene waardoor we ons beter en zelfs wat verheven voelen in onze bestaansvorm maakt ons leven moeilijker. Het zorgt ervoor dat we meer bezig zijn met vergankelijkheid en met wat er mis kan lopen. Het geeft stress en onrust. Het zorgt ervoor dat we te weinig in het moment leven omdat we telkens bezig zijn met het verwerken van het verleden en het voorbereiden op de toekomst.
Die beperktheid in tijd ligt aan de basis van de meeste slechte karaktertrekken van de mens waarvan egoïsme en jaloezie de ergste zijn. Als we in de gedachte van oneindigheid zouden kunnen leven zouden we veel verdraagzamer zijn tegenover elkaar. Met de leeftijd komt meestal het besef dat tijd en gezondheid onze grootste rijkdom zijn.
Het is bijna taboe om dergelijke troosteloze gedachten toe te geven, om te zeggen dat je je hierover ongelukkig voelt. Liever struisvogelpolitiek dan je diepste gevoelens van teleurstelling te tonen… want we moeten “dankbaar zijn” voor het leven dat we gekregen hebben. (Ook al hebben we er niet om gevraagd).
Natuurlijk ben ik dankbaar om liefde te mogen voelen, kriebels in de buik, alle goeie geuren en smaken te mogen beleven… om deel te mogen uitmaken van de natuur en de seizoenen te mogen kennen met al zijn tradities. Maar… wat weegt het meeste door op een mens? Iets goed en mooi niet te missen omdat je het nooit hebt gekend of iets goed gewoon te zijn om het nadien te moeten inruilen voor pijn en lijden? Het goeie dat ik niet gekend heb zal ik niet missen en het slechte mis ik graag.
Hoe kan je nu niet al het troosteloze verdriet van het leven zien?
Hoe kan je er niet bij stilstaan als je buurman jou het leven moeilijk maakt uit jaloezie?
Als mensen elkaar kapot maken in oorlogen en familieruzies uitgroeien tot echte vendetta’s.
Als steeds meer jonge mensen het leven niet meer zien zitten en in depressies geraken.
Als je ouderen op de sukkel ziet en in mensonterende situaties ziet belanden.
Als politici die de macht hebben om het leven van mensen te verbeteren elkaar liever verwijten en oneerbiedig behandelen en alleen maar denken aan hun ego en postjes.
Als je ziet hoe machtsmisbruik mensen uitbuit.
Als je hoort hoe mensen ziek worden en zelfs geen eerlijke kans krijgen…
Hoe kan je dan in godsnaam zeggen dat iemand ondankbaar is omdat hij daarvan ongelukkig wordt?
Ik zie in mijn job zo veel mensen met diezelfde gedachten over het leven. Helaas hebben ze het gevoel hebben dit nergens bespreekbaar te kunnen maken.
Je ongelukkig voelen betekent niet dat je geen respect hebt voor het leven dat je kreeg. Misschien heb je net te veel respect voor de mensonterende positie die een gevoelige soort als de mens ongewild moet kunnen verdragen, wetend dat er eigenlijk geen uitzicht is op beter of enkel de dood als uitweg te hebben want hoeveel pijn is de verlossing waard?
Is het verkeerd om te zeggen dat het beter met een knip in de slaap plots gedaan is? Doe je dan afbreuk aan het leven door geen lang afscheid te willen waar je al het verdriet nog eens meeneemt bij het sterven?
Wat is trouwens ‘waardig’ sterven? Je ziekte zo lang mogelijk verdragen? Met een glimlach sterven? Willen we niet eerder ons eigen geweten sussen met de gedachte dat onze dierbare er vrede mee heeft om te gaan? De dood biedt meestal weinig troost, hoe sereen ook. Uiteraard stopt het aardse lijden maar het blijft een schrale troost als dat de enige uitweg is… als dat de beloning is voor alle hoop, geloof, vechtlust en wilskracht die van een mens verwacht wordt.
We stellen ons continu vragen en de informatiestroom die we te verwerken krijgen is gewoon te veel, het zorgt voor constante onrust. We worden geleefd en daarbij van de ene emotie naar de andere gesleurd waardoor we geen houvast meer hebben en alles soms leeg en zinloos wordt. Die overmatige prikkels versterken nog de zinloze gedachte en social media werken dit nog meer in de hand. We worden constant in conflict gebracht met onszelf en onze eigenwaarde.
We worden gepusht om steeds méér en sneller te leven maar net dát zorgt ervoor dat we de tijd missen om gewoon te kunnen ‘zijn’ zonder druk. Onze geest en lichaam worden geforceerd en uitgeleefd.
Van alle levende wezens zijn wij mensen (sorry dat ik het zeg) wellicht de zieligste. Tegen beter weten in proberen we te doen wat goed is. We proberen het beste van onszelf te geven in onze professionele en sociale relaties. We willen zo graag bijzonder zijn en iets opbouwen.
Hoe ouder we worden, hoe meer we geconfronteerd worden met onze beperkingen en hoe meer we moeten afgeven van alles wat we verzameld en opgebouwd hebben. We beginnen ons te realiseren dat materiele dingen en prestaties eigenlijk niet zo veel betekenen. Het zijn zaken waaraan we zelf een te groot belang toe-eigenen en waar we te veel tijd hebben ingestoken. Naar het einde toe stellen we ons de vraag of het de moeite was om te willen schitteren want die druk weegt enorm op ons welbevinden en ligt aan de basis van de gedachte over de zin of zinloosheid van het leven.
Altijd aan de top van ons kunnen leven vanop jonge leeftijd tast zwaar in onze reserves. Daardoor moeten we vaak te vroeg een zware rekening betalen. Maar hoe groot is onze schuld als we niet weten hoeveel we in het rood zijn gegaan?
Wat reserve houden voor later is misschien beter… onze krachten spreiden. Maar wat als het lot ons slecht gezind is en later niet meer komt? Gemiste kansen… kunnen we niet beter het maximale eruit halen wanneer het kan?
Het is soms fijner om te kunnen dromen onder het plafond van wat zou kunnen dan tegen het plafond aan te zitten en niet meer te kunnen dromen.
Ze bieden troost en hoop. Helaas mogen kinderen steeds minder dromen want ze worden al op jonge leeftijd gepusht om snel volwassen te worden. Kinderen worden beoordeeld en gemeten. Ze worden steeds jonger geselecteerd en in vakjes gestoken. Ze moeten steeds sneller klaar zijn voor de echte wereld, voor het echte leven.
Wat is het echte leven? Is dat het leven van vandaag waar mensen elkaar vaak als een nummer zien in een digitale omgeving die onze menselijkheid meer en meer aantast? Een omgeving waar steeds minder plaats is voor de emotioneel kwetsbare soort die we zijn. Het leven op zich is al hard en moeilijk genoeg. We zijn allemaal op zoek naar zingeving.
We vlakken onze emoties meer en meer af omdat we alles moeten verwerken binnen een tijdskader dat deskundigen als ‘normaal’ bepalen. Helaas stellen zij hun normen vaak op in functie van productiviteit en prestaties in onze grooteconomie.
Kinderen hebben het recht om te weten hoe onfair het leven is. We moeten ze bewust maken hoe waardevol het leven is de tijd dat je maar leeft. Het leven kan lelijk zijn en het einde is nooit echt mooi, ook al sterf je een zachte dood en doof je van ouderdom langzaam uit in je slaap. Aftakelen is hard en mensonwaardig. We proberen ons te troosten door te zeggen dat de gestorvene een mooi en goed leven gehad heeft. Maar wat heet een mooi leven?
Dat je geluk hebt gehad in je carrière of relatie? Dat je niet te vaak compromissen hebt moeten sluiten waarbij je van je vrijheid om te kunnen zijn wie je bent hebt moeten inleveren? Dat je de kans hebt gekregen om je talenten te kunnen ontwikkelen tot je maximale potentieel?
Het zou helpen om te kunnen opgroeien in een liefdevolle omgeving waar een realistische hardheid wordt aangeleerd over de betekenis van het leven. Een omgeving waar plaats is voor het delen van de troosteloze gedachte.
Misschien zorgt de digitale evolutie er wel voor dat de nieuwe generaties vanzelf verharden en met een nieuwe emotionele ingesteldheid in het leven staan en zo de troosteloze gedachte afvlakt. Je ziet nu al deze ontmenselijking. Jonge mensen connecteren vaak minder diepgaand. Het systeem dat ze creëren maakt dat ze zich minder emotioneel betrokken voelen.
Of het beter is voor het algemeen welzijn van de mens te kunnen leven zonder die troosteloze gedachte is moeilijk te zeggen want wat dan met al dat verdriet? Of zou het menselijk hart dan ook zo verharden dat emoties niet meer voelbaar zijn? Zou het mooiste wat er is, liefde en bezieling, ook verdwijnen? Zou de mens versmelten met de kille chips, cultuur van zijn geautomatiseerd tijdperk? Een troosteloos koud bestaan dat meer aansluit bij dat van een koudbloedig dier dat zijn eieren legt en zich verder niet meer bekommert.